De viertakt
Loevestein, Heraut. (2013, 25 september). DE VIERTAKT SEPTEMBER 2013 [Videobestand].Geraadpleegd op 9 mei 2016, van https://www.youtube.com/watch?v=4jZyngTpT-0
De leerkracht haalt een mooie vulpen tevoorschijn.
2. Semantiseren
De leerkracht vertelt dat ze van haar vader en moeder een echte vulpen gekregen heeft. Ze legt aan de leerlingen uit wat een vulpen is: ‘Een vulpen is een pen waar je ook iedere keer een nieuwe vulling in kunt doen. Daar zit inkt in. Als je hem zo vasthoudt zie je dat die hier een punt heeft.’ Vrij snel maakt ze de koppeling naar een boek, een verhaal wat ze vorige week samen met de leerlingen gelezen had. Het verhaal heette ‘Waar is mijn pen?’. Na het lezen van het verhaal vroeg de leerkracht zich ineens af waar eigenlijk haar fijne vulpen is. Met die vulpen wil ze ook een keertje schrijven.
3. Consolideren
De leerkracht houdt van prachtige verhalen, maar ook van gedichten. Gedichten vertellen eigenlijk verhalen. Als een schrijver een gedicht schrijft moet hij/ zij allemaal rijmwoorden kunnen bedenken, omdat een gedicht meestal rijmt. De leerkracht vertelt hoe graag ze zelf een gedicht zou willen schrijven met haar mooie vulpen. Ze zegt dat het lastig wordt om een gedicht te schrijven als de schrijver geen idee in zijn hoofd heeft. Als de schrijver niets kan verzinnen, niet weet waar hij/ zij over zou kunnen schrijven, dan ‘heeft hij ook niks aan zo’n mooie vulpen’. Nu bedenkt de leerkracht samen met de leerlingen wat ze op kan schrijven met haar mooie vulpen. De leerlingen helpen haar met het bedenken van rijmwoorden.
4. Controleren
Aan het eind van de les geeft de leerkacht een broodtrommel aan een leerling. De leerling met de broodtrommel moet een van de nieuw geleerde woorden benoemen en geeft dan de broodtrommel door aan de leerling die naast hem zit. De leerlingen maken nogal wat fouten wat betreft de lidwoorden. De leerkracht verbetert de leerlingen, zodat de nieuw geleerde woorden ook goed opgeslagen kunnen worden.
De viertakt is een veel gebruikt didactisch model voor woordenschatonderwijs, dat de principes van interactief taalonderwijs volgt. De vier didactische stappen van dit model zijn:
- Voorbewerken
- Semantiseren
- Consolideren
- Controleren
Hieronder staan de vier stappen van de viertakt nog eens met daarbij een passend voorbeeld bij elke stap:
![](https://primary.jwwb.nl/public/n/u/y/temp-rfftcpxvulpjujubuxgf/Site5-1.jpg)
De tabel hierboven en het Youtube filmpje verduidelijken hoe de viertakt in een taalles ingezet kan worden en wat de meerwaarde hiervan is voor taalzwakke leerlingen. Door voorwerpen mee de klas in te nemen (visualiseren) en verhalen aan meegebrachte voorwerpen te koppelen, kunnen leerlingen de betekenis van woorden makkelijker leren en opslaan. Visueel leren en verhalen komen dichterbij de belevingswereld van leerlingen. Tijdens het consolideren en controleren zijn de leerlingen heel actief. Door vooral zelf te doen en zelf te mogen vertellen, worden woorden ook beter onthouden. Niet voor niets kiezen steeds meer leerkrachten voor de viertakt in plaats van voor de modellen die jarenlang het meest gebruikt werden om leerlingen nieuwe woorden aan te leren.
Hoeveelheid aan te leren woorden
Kinderen moeten over voldoende woorden beschikken om mee te kunnen komen in het onderwijs. Er zijn grote verschillen tussen leerlingen; sommige leerlingen komen groep 1 binnen met nog geen 1000 Nederlandse woorden en anderen kennen er weer meer dan 3000. Aan het eind van de basisschool blijken leerlingen die gemiddeld goed presteren over een passieve woordenschat van 17.000 woorden te beschikken. Er zijn groepen leerlingen die dit aantal bij lange na niet halen. De hoeveelheid woorden die moet worden aangeleerd om achterstanden weg te werken is groot.
Hoeveel woorden moeten worden aangeleerd om de kloof te dichten? Om te beginnen moeten kinderen zo snel mogelijk een basiswoordenschat van 3000 woorden opbouwen. Het is zaak dat dit vroeg, in de onderbouw, gebeurd. De achterstanden zullen anders eerder groter dan kleiner worden. Een simpel voorbeeld ter verduidelijking:
Stel je voor dat je over onvoldoende woordkennis beschikt dan kun je een zin als ‘het zeilbootje dobberde op het water’ op deze manier horen of lezen: ‘de broost kozzelde op het wast’. Als de kinderen de woorden niet begrijpen, zullen ze tijdens de instructies, het voorlezen en de verwerving steeds iets missen.
Om te beginnen moeten jonge kinderen in ieder geval de meest voorkomende woorden in de klas leren. Deze woorden zijn opgenomen in de BAK. De BAK is een lijst van 3000 woorden die kinderen minimaal aan het eind van groep 2 zouden moeten kennen om in groep 3 probleemloos te kunnen doorstromen en te kunnen begrijpen wat ze lezen als ze beginnen met technisch lezen. De BAK of Basiswoordenlijst Amsterdamse Kleuters is ontwikkeld in opdracht van de gemeente Amsterdam.
Voor informatie over de BAK of voor het doorlezen van de gehele woordenlijst, verwijzen we u verder naar de volgende website: http://www.cyberkidz.nl/pdf/woordenschat_baklijst.pdf
Hieronder ziet u een overzicht van de woordenschat van eentalige Nederlanders in vergelijking met tweetalige Turken/ Marokkanen
![](https://primary.jwwb.nl/public/n/u/y/temp-rfftcpxvulpjujubuxgf/SIte6.jpg)
Bron: Kuiken, F. & Vermeer, A. (2013).
Maak jouw eigen website met JouwWeb