Woordenlijst

7 herhaling:

Pas als een nieuw aangeboden woord zeven keer in lessen is teruggekomen, heeft een leerling een woord echt geleerd.

 

Actieve woordenschat:

Dit zijn de woorden die een gebruiker productief tot zijn beschikking heeft.

  

BAK:

Basiswoordenlijst Amsterdamse Kleuters. In deze lijst staan woorden die vaak worden gebruikt in kleuterklassen, door leerkrachten, in boekjes en door Nederlandstalige kinderen

 

Concepten:

Een concept is te omschrijven als het geheel van betekenissen, associaties, ideeën en beelden dat verbonden is aan een woord of begrip. Concepten kunnen in verschillende culturen een verschillende betekenisinhoud hebben, met verschillende connotaties.

 

Fossilisatie:

Het tweedetaalleerproces stopt/stagneert en blijft op hetzelfde niveau hangen.

 

Idiomatische uitdrukkingen:

Nederlandse spreekwoorden/uitdrukkingen die door NT2-leerlingen te letterlijk worden genomen of niet worden begrepen.

 

Interferentiefouten:

Dit zijn fouten die worden gemaakt waarbij de kennis van een eerste taal wordt gebruikt in de tweede aan te leren taal.

 

Matheüseffect:

Het Matheüseffect houdt in dat kinderen die een grotere woordenschat hebben hun woordenschat ook sneller uitbreiden dan kinderen met een beperktere woordenschat.

 

Moedertaal:

Taal die tijdens de jeugd, zonder formeel taalonderwijs, wordt verworven. De taal die je als kind van je ouders leert.

 

NT2-leerlingen:

Leerlingen die van huis uit een andere taal spreken dan Nederlands of die tweetalig opgroeien, met Nederlands en een andere taal als moedertaal.

 

NT2-onderwijs:

Het onderwijs van de Nederlandse taal aan anderstaligen.

 

Passieve woordenschat:

Dit zijn woorden die begrepen worden door de gebruiker, maar nog niet productief  kunnen worden gebruikt.

 

Simultane taalontwikkeling:

Kinderen die twee talen tegelijkertijd leren. Deze kinderen beheersen de Nederlandse taal net zo goed als hun andere moedertaal.

 

Stille periode:

De stille periode is een periode waarin de leerling geen taal produceert.  In de stille periode luistert de leerling naar de taal om zich heen. Het kan wel een paar maanden duren, voordat een NT2-leerling taal gaat produceren.

 

Successieve taalontwikkeling:

Kinderen waarbij het Nederlands een later aangeboden taal is. Zij leren Nederlands na het derde levensjaar.

 

Taalnood:

Taalnood is het gevoel van gebrek aan de gepaste taalmiddelen.

 

TAK:

Taaltoets Alle Kinderen. De meest bekende woordenschattoets die bij kleuters afgenomen wordt.

 

Tekstdekking:

Het aantal bekende woorden in een tekst wat nodig is om de tekst goed te kunnen begrijpen. De schattingen over het minimale percentage tekstdekking dat nodig is om een tekst goed te begrijpen loopt uiteen van 85% tot 95%.